Patiënten met reumatoïde artritis die minimaal zes maanden nauwelijks tot geen klachten ervaren van hun ziekte, kunnen stap voor stap en veilig hun medicatie afbouwen.
Onder toezicht
Wel moeten ze dat doen onder nauwlettend toezicht van hun reumatoloog, zodat die bij de eerste tekenen van opvlamming van de ziekte het medicijnvoorschrift weer kan aanpassen.
Dat blijkt uit onderzoek van wetenschappelijk onderzoeker dr. Elise van Mulligen, die is gepromoveerd op haar proefschrift ‘Different Viewpoints on Tapering DMARDs in Rheumatoid Arthritis’. Met het afbouwen van de medicatie van de ruim 160.000 RA-patiënten in Nederland, kunnen miljoenen euro’s worden bespaard. Hoeveel precies is op dit moment echter nog moeilijk te bepalen.
Reumatoïde Artritis
De behandeling van reumatoïde artritis is de laatste jaren sterk verbeterd. Zeker de komst van zogenoemde biologicals, effectieve maar dure medicijnen die de ziekte zeer gericht bestrijden, heeft ervoor gezorgd dat veel patiënten nauwelijks last meer hebben van hun aandoening. Meestal gebruiken ze een combinatie van klassieke reumamedicijnen en biologicals, met als resultaat dat de ziekte voor langere perioden rustig is.
Daardoor rees de vraag of, en zo ja in welke hoeveelheden, patiënten hun medicatie moesten blijven nemen. Medicijnen hebben immers vaak in meer of mindere mate bijwerkingen. Daarnaast zijn biologicals ook dure geneesmiddelen.
Een op de zes patiënten kan helemaal stoppen met medicatie, 80 procent kan minderen.
Onderzoek
Om met Van Mulligens slotconclusie te beginnen: van de 189 patiënten die meededen aan haar zogeheten TARA-trial, lukte het 80 procent om het medicijngebruik gedurende lange tijd te verminderen. Vijftien procent kon op termijn zelfs helemaal zonder medicatie. Wel kreeg 60 procent van de patiënten na verloop van tijd een opvlamming van de ziekte, waarna de hoeveelheid medicijnen –tijdelijk- weer moest worden opgevoerd.
Afbouwstrategie
Van Mulligen vergeleek twee stapsgewijze afbouwstrategieën met elkaar: een waarbij eerst het klassieke reumamedicijn werd afgebouwd (in veel gevallen methotrexaat), gevolgd door de biologicals (TNFa-remmers) en de strategie waarbij eerst de dure biologicals werden afgebouwd en daarna het klassieke reumamedicijn.
Aanbeveling
In haar aanbeveling schrijft Van Mulligen dat reumatologen hun afbouwstrategie het beste kunnen beginnen met het afbouwen van de klassieke reumamedicijnen.
“Het maakt niet uit in kosteneffectiviteit. En omdat de patiënten in mijn studie meer bijwerkingen ervaren van de klassieke reumamedicijnen, raad ik aan deze medicijnen eerst af te bouwen. Zeker ook nu biologicals en biosimilars steeds goedkoper worden, en die bij de meeste patiënten heel goed blijken te werken”.
Reumatoloog
Afbouwen van medicatie dient wel goed te worden begeleid door de reumatoloog, constateert Van Mulligen.
“Reumatoïde artritis is helaas een chronische ziekte, die nog niet te genezen is. We weten dat stress of een infectieziekte zoals griep een trigger kan zijn om de ziekte te laten opvlammen. We hebben ook gezien dat de Disease Activity Score al verslechtert voordat de patiënt daadwerkelijk een opvlamming krijgt. Een lichte verandering in de DAS zou bij de reumatoloog moeten leiden tot verhoogde alertheid”.